Voor wie is het verplicht?

De wet geldt voor alle overheidsinstanties. Hieronder vallen staats-, regionale en lokale overheidsinstanties, publiekrechtelijke instellingen en bepaalde samenwerkingsverbanden. Voor de leesbaarheid spreken we op deze website over overheidsorganisaties. De officiële term is overheidsinstantie.

1. Staats-, regionale en lokale overheidsinstanties

Deze categorie bestaat uit overheidsorganisaties die behoren tot het Rijk, de waterschappen, provincies en gemeenten. Het meest complete overzicht van deze organisaties is te vinden op almanak.overheid.nl.

2. Publiekrechtelijke instellingen

Publiekrechtelijke instellingen zijn instellingen die voldoen aan alle volgende kenmerken:

  • ze zijn opgericht om te voorzien in behoeften van algemeen belang die niet industrieel of commercieel zijn;
  • ze hebben rechtspersoonlijkheid,
  • en ze worden voor het grootste deel door staats-, regionale of lokale overheidsinstanties of andere publiekrechtelijke lichamen gefinancierd,
  • of hun beheer staat onder toezicht van deze instanties of lichamen,
  • of zij hebben een bestuurs-, leidinggevend of toezichthoudend orgaan waarvan de leden voor meer dan de helft door de staat, de regionale of lokale overheidsinstanties of andere publiekrechtelijke instellingen zijn aangewezen.

De exacte definitie is te vinden in de Europese richtlijn 2014/24. Het is soms lastig om vast te stellen of een organisatie een publiekrechtelijke instelling is. Daarvoor moet een jurist ook kijken naar eerdere uitspraken van rechters (jurisprudentie). De belangrijkste jurisprudentie is te vinden op de website van Pianoo.

3. Samenwerkingsverbanden

De wet geldt ook voor samenwerkingsverbanden die bestaan uit één of meer overheidsorganisaties of publiekrechtelijke instellingen, en die zijn opgericht om te voorzien in behoeften van algemeen belang die niet industrieel of commercieel zijn. Overheidsinstanties moeten zelf controleren of hun samenwerkingsverband onder deze definitie valt. Het kan handig zijn om daar een jurist bij te halen.

Voor wie geldt de wet niet?

De volgende (soorten) organisaties hoeven niet aan de wet te voldoen:

  • NGO’s, zolang zij geen diensten verlenen in opdracht van overheidsorganisaties;
  • geprivatiseerde of private sectoren als vervoer, gas, water en post;
  • de gezondheidszorg (voor zover deze instellingen geen publiekrechtelijke organisaties zijn);
  • kinderdagverblijven, crèches en scholen. Let op: deze organisaties moeten hun essentiële online administratieve functies wél toegankelijk maken. Dat gaat bijvoorbeeld over het digitaal kunnen aanmelden van een leerling.
  • publieke media-instellingen, de NPO en de RPO, zoals bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van de Mediawet 2008.

Bedrijfsleven

Overheidsorganisaties zijn wettelijk verplicht om hun websites en apps toegankelijk te maken. Maar ook bedrijven hebben te maken met wetten voor (digitale) toegankelijkheid.

Gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte

Vanaf 1 januari 2017 geldt de gewijzigde Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte (Wgbh/cz). De wet is op een paar punten aangepast. Sommige van die punten hebben te maken met digitale toegankelijkheid:

  • De wet geldt nu ook voor goederen en diensten, ook als deze via digitale kanalen worden aangeboden. Als een website of app niet toegankelijk is, kan een burger de organisatie daarop aanspreken;
  • In de wet staat dat toegankelijkheid de algemene norm is. Dat betekent dat bedrijven en organisaties hun producten en diensten gewoon toegankelijk moeten aanbieden. Alleen als dit onevenredig belastend zou zijn, hoeft het niet.

Op Rijksoverheid.nl lees je meer over gelijke behandeling van mensen met een beperking of chronische ziekte.

European Accessibility Act

Vanaf 28 juni 2025 wordt de European Accessibility Act (EAA) van kracht, oftewel richtlijn 2019/882. Dan moeten veel producten en diensten van bedrijven ook aan de toegankelijkheidseisen gaan voldoen.